Frans Berkhout: bevlogenheid én wetenschappelijke degelijkheid
Frans Berkhout is sinds 2004 Professor of Innovation and Sustainability en directeur van het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is sinds kort lid van Pugwash Nederland, maar werkt al een groot deel van zijn carrière aan onderzoek over nucleaire thema’s. Dit blijkt onder andere uit zijn curriculum vitae waar 57 van de 159 publicaties hieraan refereren. Hoe kan het dat iemand die fysische geografie heeft gestudeerd deze thematiek tot een van zijn specialiteiten heeft gemaakt?
Als student fysische geografie en geologie aan de universiteit van Leeds in het Verenigd Koninkrijk, kwam hij in aanraking met de vredesbewegingen in het land, maar pas na zijn eerste baan als junior onderzoeker, bij de afdeling planning en gezondheidszorg in Leeds, ging hij zich ook beroepsmatig met de nucleaire thematiek bezighouden. In deze tweede baan heeft hij in de winter van 1984 een grootschalig onderzoek opgezet naar de risicopercepties van burgers over de nucleaire opwerkingsfabriek in Sellafield. De maatschappelijke onrust had betrekking op het aanspoelen van nucleair afval van de fabriek en het verhoogde risico op leukemie bij kinderen. Door dit onderzoek kwam hij terecht in het spanningsveld tussen risicopercepties, nucleaire energie, beleid en wetenschap en heeft in dit verband ook samengewerkt met Jerry Ravetz en Silvio Funtowicz.
Zijn promotieonderzoek besloot Frans Berkhout te gaan doen bij een van de beste energiegroepen in Engeland, SPRU, onderdeel van de universiteit van Sussex, op een vergelijkende studie naar het nucleaire afvalbeleid van Engeland, Duitsland en Zweden. Een van de conclusies was dat het Engeland ook na ruim 30 jaar ervaring niet lukte om een succesvol beleid te formuleren doordat de politieke elite het onderwerp niet ter sprake wilde brengen. Reden hiervoor was en is de angst dat dan automatisch het beleid en de noodzaak van nucleaire energie voor militaire en civiele doeleinden ter sprake zouden worden gebracht. Dit heeft tot gevolg dat het afval in de centrales wordt gehouden en deels ook naar Sellafield wordt getransporteerd.
In Zweden besloot men echter in de jaren ’80 om met het gebruik van kernenergie te stoppen. Door deze maatschappelijke consensus ontstond een ontkoppeling van de relatie en het debat tussen energieproductie en afval, en als gevolg groeide het politieke vermogen om tot oplossingen van het afval probleem te komen.
In de jaren na zijn promotie kreeg Frans Berkhout’s werk vorm in een serie projecten omtrent de grondstoffen voor kernwapens. Centraal in deze analyses stonden de politieke en economische aspecten van hergebruik. Door zijn samenwerking met Princeton University in de Verenigde Staten verschoof de aandacht van het werk naar de non-proliferatie. De vraag rees hoe omgegaan moest worden met de reductie van de wapenarsenalen, en welke verwerking-strategieën beschikbaar waren voor het gebruik van de grondstoffen voor andere, civiele, doeleinden.
Tegelijkertijd werkte hij, samen met David Albright en William Walker, aan een aantal inventarisaties van de wereldwijde nucleaire stofstromen.
Het kleine netwerk van wetenschappelijke onderzoekers die zich met dit vakgebied bezighouden droeg er toe bij dat Frans Berkhout verschillende keren met aan Pugwash gelieerde wetenschappers heeft samengewerkt.
Twee keer heeft hij dan ook geparticipeerd in de Cambridge Summerschool, maar hij is uiteindelijk nooit lid geworden.
Aan de civiele kant ging het werk ook door. Ondanks dat uit zijn werk en uit het werk van anderen, op basis van kosten-baten analyse bleek dat investeringen in nucleaire ‘reprocessing’ en plutonium hergebruik in civiele reactoren nooit lonend konden zijn, werden de rapporten hierover door de Britse overheid genegeerd. Nucleaire ontwikkeling werd gerelateerd aan nationale belangen. De nucleaire industrie vertegenwoordigde een belangrijke strategische capaciteit voor de productie van wapens, evenals het belang van het kunnen leveren van ‘diensten’. Wetenschappers liepen te hoop tegen bureaucratie en politieke (militaire) belangen. In deze atmosfeer werden critici gepolariseerd als zijnde ‘tegenstanders’ en als ‘anti-nucleair’. Toch waren de wetenschappers trots op het werk wat werd verricht, al werd toen gedacht dat het geen enkele invloed op beleid en de opinie zou hebben.
Een congres in Colorado in de Verenigde Staten over ‘Industrial Ecology’ was de aanleiding tot het redigeren van een boek over hetzelfde onderwerp en Frans Berkhout sloeg daarmee een nieuw carrièrepad in. Uitgangspunt in ‘Industrial Ecology and Global Change’ was de gedachte dat als je duurzaam wilt leven, je groot- en kleinschalige industriële systemen nodig hebt die gebaseerd zijn op ecologische principes. De participatie van industriële vertegenwoordigers tekende de grote betrokkenheid van iedereen bij dit onderwerp. Er was echter weinig besef hoe zich maatschappelijke veranderingen voltrekken, of wat de economische of institutionele basis hiervan is. Innovatiestudies en milieubeleid zijn daarmee zijn terrein geworden van onderzoek, al komt deze stap niet geheel onverwachts. Op beide terreinen heeft Frans Berkhout expertise opgebouwd door het gebruik van stofstroommodellen.
“Ik ben ervan overtuigd dat we eigenlijk nog niet begonnen zijn met het maatschappelijk inpassen van grote milieuproblemen rondom water en klimaat.”
De ontwikkelingen in de carrière van Frans Berkhout lopen parallel met de ontwikkelingen in Pugwash, en dan voornamelijk de thematieken waar Pugwash Nederland zich mee bezig houdt. Wat vindt Frans Berkhout onderwerpen waar een organisatie als Pugwash zich op moet richten?
“Ik ben ervan overtuigd dat we eigenlijk nog niet begonnen zijn met het maatschappelijk inpassen van grote milieuproblemen rondom water en klimaat. We beginnen steeds meer te begrijpen dat dát een ingrijpende transitie zal worden. Of we gaan echt emissies terugdringen en gaan we het klimaat veilig stellen, of we slagen daar niet in met als resultaat een andere heftige opdracht voor Europa en de rest van de wereld.”
Met een focus op human security verschuift het schaalniveau van de staat, die centraal staat bij nucleaire veiligheid, naar het schaalniveau van het individu. Deze trend past bij de tijdgeest en de aandacht vanuit het beleid en markten, maar voor Pugwash is het schaalniveau van de staten weggelegd. Door de methode van second track diplomacy en wetenschappelijke inbreng zal men meestal bezig zijn met processen die op nationaal of regionaal niveau spelen. Aandacht voor human security en een kleiner schaalniveau betekent ook een verschuiving naar andere organisaties, zoals maatschappelijke organisaties.
“Ik vind dat vredesbewegingaanhangers voorzichtig moeten zijn met hun eigen veronderstellingen in onderzoek naar non-proliferatie”
De motivatie van veel Pugwash-leden om zich in te zetten voor de mensenrechten door middel van beleidsbeïnvloeding wordt gevoed vanuit hetzelfde idee van waaruit Pugwash is ontstaan. Wat vindt Frans Berkhout de verantwoordelijkheid van de wetenschapper?
“Ik vind dat wel heel moeilijk, want als wetenschapper wil ik verrast worden door de resultaten van mijn onderzoek. Dus ik wil liever onderzoek doen zonder een hele sterke mening vooraf, afgezien van de hypothese. Ik vind het ook geen goed idee dat milieuactivisten milieuonderzoek gaan doen, net als dat vredesbeweging-aanhangers voorzichtig moeten zijn met hun eigen veronderstellingen als ze non-proliferatie gerelateerd onderzoek doen. Het gebeurt wel vaak als je ziet wie er bezig is in die wetenschappelijke velden.” Je krijgt slecht onderzoek stelt Frans Berkhout.
Dat is de ene kant van het verhaal. Aan de andere kant stelt hij, heb je als wetenschapper de verantwoordelijkheid om maatschappelijk geëngageerd te zijn, omdat wat je doet ook een maatschappelijke relevantie moet hebben. Kennis voor kennis alleen, is niet relevant. Wij hebben de rol om met behulp van kennis de wereld een betere plek te maken voor de maatschappij.
Dat is opvallend, want hij is begonnen met het onderzoek naar deze onderwerpen vanuit een maatschappelijke geëngageerdheid, nu zegt hij eigenlijk, dat als je professioneel wilt zijn je de geëngageerdheid weg moet laten?
“Dat is waar. Maar ik probeer wel heel hard onafhankelijk te staan voor een vraag. Ik ben geïnteresseerd in de aard van een antwoord, of het klopt en of het interessant is en boeit, niet of het klopt met mijn eigen opvattingen, Ik heb liever dat mijn eigen opvattingen door het onderzoek veranderd worden. Dan is er iets gebeurd.“
Wat kan hij doen voor Pugwash en welke type activiteiten en thema’s zou hij graag willen zien?
Het adaptatievraagstuk in het klimaatdebat is een zeer dringend vraagstuk. Hieraan wordt al onderzoek verricht door het IVM. Degenen die de hinder ondervinden van de klimaatverandering zijn niet noodzakelijk ook degenen die hieraan hebben bijgedragen. De aansprakelijkheid van onze kant, niet alleen om getroffen mensen te helpen, maar ook om aanpassingsmaatregelen te bekostigen, maakt dit tot een heel spannend en ingewikkeld filosofisch, juridisch, economisch, en internationaal organisatorisch probleem. In een dergelijk onderwerp zou Pugwash een rol kunnen spelen. Het behoort tot een reeks multidisciplinaire, moeilijke ethische problemen, die ingrijpend zijn voor de maatschappij en waarvan de uitkomsten ongewis zijn. Het is niet vanzelfsprekend dat er een compensatieprincipe ten grondslag moet liggen aan onze verantwoordelijkheid, maar hier zitten veel verschillende kanten aan.
De bestaande Pugwash-methodiek van multidisciplinair overleg in besloten verband volgens Chatham House Rule, met vertegenwoordigers uit de noordelijke en zuidelijke landen, zal in deze kwestie goed kunnen werken. Je moet op gelijke voet met gesprekpartners kunnen overleggen. Maar in dit soort overleggen moet je eerst vaststellen: ‘Wat is de vraag? Hoe moeten we het probleem zien?’ Pas daarna volgt de analyse vanuit de gezamenlijk gekozen zienswijze.
Door Rens de Man en Arthur Petersen