Michigan, waar het automobiel ging triomferen, groeide op met het geloof in overvloed tot in het oneindige. De eerste pelsjagers kregen pelsen in overvloed tot ze er niet meer waren. Een overvloed aan wouden werd verzaagd tot planken en zaagsel tot er geen wouden meer waren. Daarna was er een overvloed aan ijzer- en kopererts om nieuwe transport mogelijkheden voor goederen en personen te maken in steeds hoger tempo.
Tenslotte kwam er de overvloed aan technologie op zichzelf en die produceerde een geloof, aldus Catton, niet in de goedheid van God maar in de oeverloze inventiviteit van de mens. De gedachte aan overvloed als onuitputtelijk – dat fatale woord – domineerde vanaf de dagen dat generaal Cadillac in Detroit arriveerde tot nadat zijn naam vereeuwigd werd in een automerk. Michigan staat model voor heel Amerika.
De “eigen” olie raakt op en de nu nog overvloedig geachte gas en kolen mogen sowieso niet verbrand worden tot CO2 in de atmosfeer. Ook de mogelijkheden van techniek zijn aan natuurwetten onderhevig en zeker aan morele ’wat gij niet wilt …..’. We willen het niet horen. Misschien heeft ook Catton het wel eens door groei-economen en niet al te deskundige maatschappijverbeteraars horen verzuchten: ‘You scientist, you may know something, but, please, don’t tell us’.