De tsunami in maart 2011 heeft veel schade aangebracht aan de Japanse Daiichi kerncentrale. Enkele reactoren zijn zwaar beschadigd en de hoeveelheid straling die is vrijgekomen vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Na 8 maanden heeft men de beschadigde reactoren nog niet stil kunnen leggen – eigenaar TEPCO noemt de situatie “stabiel maar niet veilig”.
Intussen is het vertrouwen in de overheidsberichtgeving nog steeds laag. Dit leidt soms tot wanhopige taferelen: eerder deze maand zette een parlementslid zijn claim (dat stralingsniveaus zijn teruggebracht) kracht bij door voor de camera een glas water te drinken. Water uit de centrale.
De publieke opinie over de toekomst van kernenergie in Japan, dat voor brandstof grotendeels afhankelijk is van import, is door de ramp meer en meer verdeeld geraakt. Ook internationaal heeft het ongeluk in Fukushima voor veel discussie gezorgd. Een aantal landen, Duitsland voorop, stelt het nationale energiebeleid opnieuw ter discussie.
Tegen die achtergrond besteedt het IEA, in het zojuist verschenen World Energy Outlook 2011, aandacht aan de vraag wat “een rem op de uitbreiding van kernenergie in de komende 25 jaar” zou betekenen. Ze kijken daarbij naar voorzieningszekerheid en naar het halen van de klimaatdoelstellingen.
In het zogenaamde low-nuclear scenario neemt de wereldwijd geïnstalleerde capaciteit licht af, terwijl in de normale beleidsprojectie (het new policies scenario) de capaciteit bijna verdubbelt. In dit low-nuclear scenario zal de prijs van energie significant stijgen door een grote toename in de vraag naar kolen en gas. Verder zal het aandeel hernieuwbare energie vervijfvoudigen, terwijl de broeikasgasemissies met 2.6% extra toenemen.
Het IEA heeft sinds twee jaar ook een groen scenario, met beleid dat in lijn is met de internationale klimaatambities. Vreemd genoeg (of jammer genoeg) wijkt dit nogal af van het new policies scenario. Uit de analyse blijkt dat om het ambitieuze groene scenario ook nog kernenergievrij te maken, extra investeringen in energievoorziening nodig zijn van 10%, en ‘heroïsche doorbraken’ in het uitrollen van nieuwe, schone energietechnologieën.
Naast de gevolgen, kijkt de IEA ook naar een belangrijke drijfveer van een eventueel low-nuclear scenario: de kosten. Investeerders in nieuwe centrales kijken naar de verwachte kosten over de gehele levensduur. Factoren zoals bouwduur, investerings- en financieringskosten, veiligheidsvoorschriften, en verwachte inzet zijn bepalend voor de kosten. Omdat juist deze factoren door de versterkte aandacht voor veiligheid onder druk komen te staan, is de economische aantrekkelijkheid van kernenergie in het post-Fukushima tijdperk naar verwachting lager.
Of we kernenergie de komende 25 jaar op een laag pitje moeten zetten is dus maar de vraag: enerzijds wordt de publieke opinie kritischer en kernenergie duurder, maar tegelijk brengt een low-nuclear scenario grote additionele kosten met zich mee in termen van voorzieningszekerheid en reductie van broeikasgasemissies. De nieuwe discussie zal zeker de komende tijd voor getemperde ambities zorgen, en of de kwakkelende nucleaire renaissance Fukushima overleeft zal moeten blijken.
door Xander van Tilburg